eigen foto
A mile wide, an inch deep
Remisecombinaties, ook deel van het spelNeen, dit is geen uitspraak over het schaakspel – daarvoor zou je eerder “100 yards wide, a mile deep” hanteren. De quote van de titel is gegeven aan het spel Elite:Dangerous, een open world ruimtespel, waarin je kan doen wat je wil in een zo waarheidsgetrouw model van de Melkweg (zo’n 400 miljard sterren met soms niet, soms wel nog wat planeten). De kritiek in de quote vindt zijn oorsprong in het feit dat het spel quasi onuitspeelbaar is. Hoewel het al bijna tien jaar uit is, is er nog altijd maar minder dan 0,1% van de Melkweg bezocht door de miljoenen spelers. Dat is dus het “mile wide” deel. Het “inch deep” deel ligt aan het feit dat er niet veel diepgang in het spel zit – de activiteiten zijn beperkt, en je kan wel super rijk worden in het spel, en veel ruimteschepen bezitten, maar dat is het ongeveer. Het is in hoofdzaak een exploratiespel voor spacenerds.
Zo niet met schaken dus. Nog altijd worden nieuwe partijen gespeeld, worden nieuwe ontdekkingen gedaan, worden opmerkelijke prestaties geleverd. Het schaken is in theorie eindig en qua aantal posities (ongeveer 2x10^46) zelfs vele grootteordes groter dan het aantal sterren en planeten in de Melkweg. De theoretisch langste partij kan 8848 zetten duren en het aantal mogelijke partijen is minstens 10^29241, en misschien wel 10^34082. En toch bevat de Chess Cloud openingen database “slechts” 47,3 miljard geanalyseerde stellingen, en 427,5 biljoen eindspeldatabanken (zonder de eindspelen met acht stukken mee te rekenen, waar men nog maar net begonnen is de 38 biljard stellingen te ontrafelen.
Al die schaakstellingen behoren tot partijen, en die partijen kennen maar drie eindes: winst, verlies en remise. Winst en verlies zijn meestal duidelijk. Een speler geeft de partij op, gaat door zijn vlag, laat zich mat zetten, en dan hebben we het ongeveer gehad. Er zijn diverse gevallen bekend van spelers die sterven achter het bord, en ik vraag me af of zo’n gevallen (zeg maar overmacht) voorzien zijn in de FIDE-regels, of als het resultaat van de partij dan overgelaten wordt aan de interpretatie van de scheidsrechter en de goodwill van de tegenstander. Maar ik dwaal af.
Remise is een ander verhaal. Remise kan door pat, zetherhaling of eeuwig schaak; dat zijn de schaaktechnische remises. Remise kan ook door overeenkomst tussen de spelers – wat in tornooien vaak voor verdacht korte remises kan zorgen, als het gaat om prijzengeld, vandaar de Sofia-achtige maatregelen die overal bedacht zijn. Remise door pat of eeuwig schaak is vaak het laatste redmiddel van een verdediger die aan het einde van zijn latijn zit (of een halfje wil scoren tegen een sterkere tegenstander).
Wat mij betreft, zijn eeuwig-schaak-combinaties of patcombinaties dan ook een aanvulling op de schaakrijkdom. Nigel Short is een tegenstander om pat als een puntendeling te zien, maar dat is niet mijn standpunt. Ik vermoed dat Short pat ziet als een onterechte beloning van een speler die nog niet verlies kan vermijden. Dat is zo ongeveer het standpunt dat in voetbal een gelijkmaker in de laatste minuut van de verlengingen niet zou mogen tellen.
Het is natuurlijk een koude douche voor de winnende partij, wanneer de tegenstander een “pat-konijn” uit de hoge hoed tovert. Het kan heel pijnlijk zijn, om net voor de meet te struikelen. Been there, done that – zie maar het drama in dit artikel (chessbase speelman).
Zelf ben ik soms ook gevoelig aan de houding dat een gewonnen partij wel zichzelf zal winnen. Zo’n houding schept kansen voor de tegenstander, en recent had ik weer zo’n voorbeeld, toen mijn tegenstander een winnende stelling kreeg.
Onlangs was ik aan het surfen in sites van Vlaamse clubs en op de site van Bredene vond ik dat François Vanhoorne 20 jaar geleden overleden was. Reden om eens te kijken naar onze (vier) onderlinge partijen. Tegen hem verknalde ik in onze eerste onderlinge partij een straal gewonnen stelling in de Caïssa-beker in 1987. Hij kwam net terug uit een decennialange onderbreking van het schaakbord, ik speelde amper 3 jaar in clubverband en had nog altijd geen rating (die zou pas drie jaar later komen – zo lang duurde het vroeger om een elorating te krijgen). Na hem vanuit een mindere opening een hele partij gedomineerd te hebben, trok hij in het eindspel de stelling gelijk en won uiteindelijk zelfs nog, terwijl de slotstelling remise was (zag ik achteraf). Het is een eenvoudig voorbeeld, maar het toont aan dat er altijd kansen zijn op redding.
Pas bij het ingeven in lichess zag ik dat de stelling na wederzijdse promotie een 7-stukken eindspel is, en zo zijn we weer bij het begin van het artikel.