Speelzaal BK Lier 2024
De tweedeling in België: hoe culturele verschillen het (open) BK beïnvloeden
Het voorbije BK in Lier was een groot succes. Zeer veel deelnemers, en vooral, veel sterke deelnemers in het open tornooi. Maar ook: vooral Vlaamse deelnemers.Dat Vlaamse tornooien Vlaamse schakers aantrekken, logisch – idem voor Waalse tornooien die enkel Waalse spelers aantrekken. Kijk maar naar de deelnemerslijsten dit jaar van het BK (hiervoor best niet op de website van de KBSB gaan kijken, daar staat – behalve de interclubs - ongeveer niets qua tornooi-info; de gloednieuwe blog https://blog.frbe-kbsb-ksb.be/ lijkt daar iets aan te gaan veranderen). Een stuk of 15 deelnemers (Wallonië en Duitstalig België samen) op 138, zoiets? Met andere woorden een kleine 10%. Lier ligt nochtans centraal, en trok schakers aan van zowel West-Vlaanderen als Limburg. Maar behalve wat Brusselaars en Oostkantonners, was dit eigenlijk een open Vlaams kampioenschap.
Het omgekeerde zien we niet meteen: relatief veel Vlamingen in zowel de open A als B van Charleroi. Vooral de A-groep is bijna een 50/50 verhaal qua verhouding Vlamingen en Walen. De B-groep is meer Waals-getint.
Idem voor Geraardsbergen: zo’n 12 Waalse/Brusselse/Duitstalige deelnemers op 123 spelers: 10% voor een tornooi dat quasi op de taalgrens ligt – bedroevend bijna. En Brugge, dat daarop volgt: meer van hetzelfde. Dat hier de afstand een rol speelt, kan ik nog begrijpen, maar een tornooi in de meest toeristische schaakstad van Vlaanderen (sorry Gent), is toch een belevenis die je als schaker moet meegemaakt hebben.
Schakers zijn honkvast, hoewel de ene groep vaker dan de andere. Dat lager gekwoteerde spelers iets minder de grenzen opzoeken en erover gaan is gemakkelijk te verklaren. Sterkere spelers zoeken vaak sterkere (en andere) tegenstand op, en willen daarvoor graag wat kilometers rijden of zelfs het vliegtuig nemen.
Op lokaal niveau is er bij schakers al een hindernis om over de muur te kijken, tussen Vlaanderen en Wallonië lijkt die muur alleen maar hoger. Het taalaspect is enorm belangrijk hierin. Wallonië is nu eenmaal meer naar Frankrijk gericht (probeer in een Waalse hotelkamer maar eens Nederlandstalige zenders te kijken), en je ziet vaak Waalse schakers in Franse zomertornooien (nooit in Nederlandse bijvoorbeeld). Maar dat een open BK zo’n duaal karakter krijgt, enkel door de taal, is toch opvallend. Of spelen andere factoren een rol?
Culturele, economische en taalkundige effecten spelen zeker een rol. Hebben de “rijke” Vlamingen meer verlof en meer mogelijkheden om budget uit te trekken voor schaakvakanties? Zie bv de trends in autogebruik in Vlaanderen vs Wallonië: Vlamingen rijden met de “betere” (Duits merk) auto, terwijl Walen (volgens Magnette toch eerder levensgenieters) liever een Dacia nemen. Of besteden Vlamingen gewoon hun verlof sneller aan een schaakvakantie in plaats van met vrienden of familie op verlof te gaan? Of spelen Walen liever niet in Vlaanderen (geremd door een gemiddeld genomen gebrekkige kennis van het Nederlands)? Misschien zijn dit secundaire factoren, maar die zeker een rol spelen. Angst voor het onbekende? Afkeer? Wie zal het zeggen...
Een andere vraag is of deze tweedeling van speelgroepen een elo-effect heeft? Vlamingen die meer internationaal actief zijn, en meer tegen FIDE-gekwoteerde tegenstanders spelen, tegenover Walen die meer in het eigen Wallonië (met een occasionele uitstap in Noord-Frankrijk – een behoorlijk aantal heeft trouwens een lidkaart van een Noord-Franse club) spelen?
Isolatie zorgt immers voor het eilandeffect. Kasparov speelde niet zo graag in het hoge noorden van Europa, net omdat de elo’s daar veel lager lagen. De sterkste spelers van clubs zijn wel mobiel, en verliezen wat elo in hogere competities, maar de zwakkere spelers blijven meestal enkel in de club actief en doneren zo stelselmatig aan de hogere elo’s. Vandaar de elogrens van 2000 elo die Kasparov in simultaans oplegde. En zelfs dat was soms niet genoeg om in noordelijk gelegen dorpjes verliespartijen te vermijden. Wij maakten het in interclub mee met bv Marche-en-Famenne, dat (in verhouding tot hun elo) verrassend sterk voor de dag kwam in interclub een paar jaar geleden. De club ligt in een schaakwoestijn – de provincie Luxemburg telt hoop en al vier clubs. Aarlen heeft maar twee 1900-plussers, de hoogst gekwoteerde speler van de club van Gaume heeft 1700 elo en Bastogne heeft zelfs geen enkele gekwoteerde speler. Het Naamse Sambreville heeft wel 7 1900-plussers, maar geen enkele speler boven 2000 elo. Enkel Namen heeft een sterke club. Je moet vanuit Marche echt wel naar Namen of Luik om tegenstand te treffen – en dat is toch al een behoorlijke rit.
Persoonlijk denk ik niet dat het zo’n vaart niet loopt dat er een intrinsiek verschil is qua elo tussen Vlaanderen en Wallonië, maar het blijft een feit: ook op schaakvlak is België een land van twee snelheden. Alleen al het aantal schakers en het aantal tornooien geeft al weer dat iets mank loopt.