lichess.org
Donate

It’s h4/h5 but not as we know it, captain

Chess
Opmars met de h-pion: heiligmakend of niet?

Sinds Game Changer van Sadler en Regan is uitgekomen, hebben we een grootmeesterlijke uitleg van de zetten van de nieuwe programma’s. Eén van de grote veranderingen in strategie, was de opmars van de h-pion in partijen. In de prehistorie van computerschaak, was dat een zet die programma’s graag speelden, om het bereik van de eigen toren met één enkele zet sterk te boosten. De programma’s met neurale netwerken hebben de zet weer op de voorgrond gezet: de zet is niet zo homo habilis-achtig als gedacht. Een opmars met de h-pion heeft vaak bijna geen nadelen voor de partij die de zet speelt, maar kan een groot gevaar vormen voor de tegenpartij, die plots rekening moet houden met ofwel een pion op h (h3) of een verzwakking van zijn koningsvleugel.

De h-pion opspelen als er een toren achter staat (op h1) is geen kunst – hem opspelen als je al kort gerokeerd hebt, is iets heel anders. Ik ken uit het hoofd maar één zo’n geval: in de Caro-Kann Tartakover .

Maar daar gaat het hier niet over. In onderstaande stelling is volgens Stockfish de beste zet overduidelijk... 17.h2-h4!

Na 17...Tb8 volgt 18.h5 en zwart moet al de pion slaan op h5 om niet nog slechter te komen te staan. Het alternatief is 17...h6, maar ook dan is zijn stelling geen pretje. Alleen, wit moet nu het mysterieuze 18.Pa4 spelen om zijn voordeel zoveel mogelijk te behouden. Dat mysterieuze wordt algauw duidelijk, wanneer we de hoofdlijn volgen: 18.Pa4 Tb8 19.Pb6 Lxb2 20.h5 g5 21.Le4. De zwarte damevleugel zit op slot en wit heeft mooie kansen op de diagonaal b1-h7. Na bv 21...Lh8 22.Lb1 Dc3 verovert zwart de achterste lijn met Td8.

Als verdedigende zet komt het ook voor: in de volgende stelling stelling twijfelt Stockfish sterk over wat nu de beste zet is voor zwart, en pendelt lang tussen 20...b6 (+0.82) en 20...h5 (+0.85).

Ik denk dat een menselijke schaker, de keuze aangeboden tussen beide zetten, waarschijnlijk in 99 van de 100 keren voor b6 zal kiezen: wit dreigt met c4-c5 zijn duivels te ontbinden op de damevleugel, terwijl h7-h5 “toch de koningsvleugel verzwakt?”. Feit is dat Stockfish na h5 wel b6 plant als volgende zet (20...h5 21.Lf3 b6), maar als mens denk ik toch eerder aan g2-g4 dreigingen vroeg of laat. En die pion kan nooit meer terug naar h7... Blijft dus de vraag waarom h5 quasi net zo goed is als b6, als b6 toch de focus verdient. Immers, als zwart meteen 20...b6 speelt, komt h5 niet meer voor in de analyses van wits antwoorden (21.Le3, 21.Ta2, 21.g4).

Wacht eens even: 21.g4? Dus toch een dreiging van wit om dit te spelen: 20...b6 21.g4 a5 22.Le3 Da7 23.g5 Pd7 en hoewel dit een lagere kwotering krijgt van de stokvis (0.50) kan ik me voorstellen dat een menselijke speler dit met zwart geen al te prettige stelling vindt: wit heeft het loperpaar en hij dreigt met zijn damevleugel ruimte te winnen en zwart verder onder druk te zetten.

Dat het geen heiligmakend middel is, toont nog volgende stelling, waarin ik het “veilige” 10...h7-h5 (want tegenstander al gerokeerd en ikzelf nog niet) op het bord zette, en na wits 11.De1 Lf6? redelijk snel de boot in ging. Wondermiddelen bestaan niet, ook niet in het schaken.
1

PS Na het schrijven van dit artikel kwam ik uit op de partij Marshall-Euwe, uit Bad Kissingen 1928. Marshall speelt hier op zet 13.h2-h4. Hij had de keuze tussen b4 en h4 en - aanvalsspelers als hij was - koos hij voor 13.h4. Het is volgens SF16 misschien een tikje minder goed dan 13.b2-b4, maar Marshall bekomt een prima speelbare stelling, en het is pas nadat hij later in de partij in de fout gaat, dat hij de partij verliest. Voor de liefhebbers: het toreneindspel in die partij is best interessant.